Boekenweek 2008

Op leeftijd!

een poëtische toast op de ouderdom

Proost! Zo zagen de heren van het duo Hoed en de Rand het Boekenweekthema van 2008. Ze moesten wel, want ze konden wel willen dat het thema, de ouderdom, ver van ze af stond, ze kropen zelf toch steeds verder in de richting van die ‘derde leeftijd’. En dan kun je verschillende dingen doen: dat feit negeren, of met een blij gemoed het glas heffen en voor het achtste jaar op zoek gaan naar gedichten die met het thema van de Boekenweek te maken hebben en er wel muziek in zien.

Dat laatste deed het duo, dat uit het onderwijs afkomstig is en zich bijvoorbeeld wel kon vinden in woorden van John O’Mill:

Een leraar heeft de eeuwige jeugd
(immers dagelijks om zich heen)
Zo gaat in de grijsaard de jeugd niet dood
maar wel door merg en been.

Overigens kwam het duo in de zoektocht van dit jaar veel dichterlijke treurnis tegen over het oud zijn of het oud worden. Er kwam zoveel aftakeling voorbij dat het soms nodig was om alleen daar al het glas tegen te heffen. ‘Met het stijgen van de jaren / krijgt een mens wat ongemakken’ dicht Marjolein Kool nog eufemistisch. ‘De toekomst laat geen ouden van dagen,’ beweert Hagar Peeters, ‘Wij zullen openen / een rusthuis /voor uitgebluste dichters’, meent Renate Stoute en Willem Elsschot klaagt: ‘Ik word aan ’t oud zijn niet gewend.’ En dan laten we de echte kommer en kwel nog maar even achterwege. Het zal duidelijk zijn dat niet al deze gedichten het programma haalden.

Gelukkig hebben sommige dichters voor al die kommer en kwel zelf al wat oplossingen gevonden: proberen voor eeuwig jong te blijven, bijvoorbeeld. En omdat dat toch niet lukt, dan maar op hoge leeftijd schrijven over de vreugd van de jeugd. En dat komt Hoed en de Rand wel goed uit. Want in het Boekenweekprogramma over de dood (2003) zong het duo graag over het leven en vorig jaar schuwde het in het Boekenweekprogramma over de humor absoluut de ernst niet. Zo wordt ook het poëzieprogramma over de ouderdom een programma voor alle leeftijden en voor alle gezindten. Hoewel: enig gevoel voor poëzie moet de toeschouwer wel hebben en misschien wat relativeringsvermogen en de bereidheid om met het duo in navolging van de dichter Jan Engelman het glas te heffen:

De mond ontvangt den roden wijn,
De liefde komt door de ogen in;
Dit zal ons àl de waarheid zijn
Vóór de ouderdom en Doods begin.
Ik hef het glas, ontvang den wijn,
Ik zie u zuchtend aan, vriendin …

Proost!

Motto Boekenweek 2008: ‘VAN OUDE MENSCHEN…’

Het onderwerp van de Boekenweek 2008 – ouderdom – is in de literatuur een thema van alle tijden. Recente titels hierover zijn geschreven door onder anderen Bernlef (Op slot), Remco Campert (Het satijnen hart), Philip Roth (Alleman) en Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez (Herinnering aan mijn droeve hoeren). Over het onderwerp is ook veel non-fictie verschenen, zoals Ik heb Alzheimer – Het verhaal van mijn vader van Stella Braam, Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt van Douwe Draaisma en het met de NS Publieksprijs 2001 bekroonde boek Het zwijgen van Maria Zachea van Judith Koelemeijer.

De verwoording in het motto, VAN OUDE MENSCHEN… De derde leeftijd en de letteren, is ontleend aan de in 1906 verschenen roman Van oude menschen, de dingen, die voorbij gaan… van Louis Couperus. De schrijver laat hierin een vrouw terugblikken op haar leven. Met de aanduiding ‘derde leeftijd’ gaat het – aldus Van Dale – om een ‘oudere levensperiode, vanaf ongeveer 60 jaar’.

Wat maakt Hoed en de Rand daarvan?

 

Allereerst: niet een al te somber programma. Natuurlijk hebben ouderdom en dood wat met elkaar te maken, maar dat weerhoudt Hoed en de Rand er bepaald niet van om op die ouderdom het glas te heffen, in navolging van een gedicht van Jan Engelman:

Op leeftijd!

 

De ! achter de titel van dit Boekenweekprogramma staat er niet voor niks: Hoed en de Rand wil met het programma een poëtische toast uitbrengen op de ouderdom.

Gedichten die in het Boekenweekprogramma 2007 een plek krijgen, komen van onder anderen J.C. Bloem, Ingmar Heytze, A. Roland Holst, J. Slauerhoff, Kamiel Top, Bernlef, Lucebert en Patty Scholten. Maar het duo waagde zich ook aan een uit het Fries vertaald gedicht van Rixt en een uit het 16e-eeuwse Frans vertaald gedicht van Pierre de Ronsard.

‘Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij’ verzucht de dichter J.C. Bloem in een gedicht over de ouderdom dat net niet in het programma opgenomen is. Wat Hoed en de Rand onder andere wel doet is de ouderdom afzetten tegen de jeugd. Zo zijn er twee liedjes van Peter over pubers, waarin hij overigens opmerkt dat als hij naar die pubers kijkt ‘zou ‘k zelf toch niet willen dat ik weer puber was’.

In een sonnet heeft Bloem wel een beetje hetzelfde gevoel, ‘Jeugd is onrustig zijn’:

J.C. Bloem – De gelatene

Ik open’ t raam en laat het najaar binnen,
Het onuitsprekelijke, het van weleer
En van altijd. Als ik één ding begeer
Is het: dit tot het laatste te beminnen.

Er was in ’t leven niet heel veel te winnen.
Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,
Als men zich op het wereldoude zeer
Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.

Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd
Hunkren naar onverganklijke beminden,
En eenzaamheid is dan gemis en pijn.

Dat is voorbij, zoals het leven haast.
Maar in alleen zijn is nu rust te vinden,
En dan: ‘ t had zoveel erger kunnen zijn.

 

Het had zoveel erger kunnen zijn. Toch valt het niet mee om oud te worden, meldt ook Adriaan Morriën. In de eerste stofe van het gedicht ‘Hoe voelt het om oud te zijn’ schrijft hij:

Adriaan Morriën – Hoe voelt het om oud te zijn?

Ik ben nu oud, het wordt door zovelen gezegd.
En als het niet wordt gezegd, dan wordt het verzwegen.
Ik lees het in elke blik die zich op mij richt,
in elk gebaar dat in mijn richting wordt afgegeven,
in elke groet die in het niets wordt geschreven,
in elke zucht, in de glimlach die mij overslaat.

Ook Theun de Vries schreef over het ouder worden: ‘Oud ben ik oud / en ik deug /tot niets meer’ klinkt het dan een beetje somber, al valt het in de rest van het gedicht toch wel mee. Louis Paul Boon zag het oud worden ook voor zich: ‘zo zal ik dan worden / stilaan een zich oudvoelend man’.

Toch is het niet alleen maar sombere beschouwing als dichters naar het oud worden of oud zijn kijken. Te denken valt aan de oude man in Gaasterland die een bronzen vaas ter hand neemt en daarmee geen halve maatregelen treft. Marjolein Kool heeft wel het idee dat ouder worden en gehandicapt zijn samenvallen, maar dat klinkt toch niet echt somber, getuige de eerste strofe:

Met het stijgen van de jaren
krijgt een mens wat ongemakken.
Alles gaat wat hangen, zakken.
Er verdwijnen steeds meer haren.

De ‘oude’ dichter Remco Campert publiceerde in 2007 een fantastische nieuwe dichtbundel ‘Nieuwe herinneringen’. De criticus Kees Fens (klik hier voor het You Tubefilmpje) vindt het eerste gedicht uit die bundel één van de mooiste gedichten die Campert ooit geschreven heeft en Hoed en de Rand is het daarmee eens. Dus moest er een melodie komen bij dat gedicht ‘Op de Overtoom’. En hoe moeilijk het ook was, Luceberts ‘De zeer oude zingt’ was ook zo’n gedicht waar een melodie bij moest, al was het alleen maar vanwege de onsterfelijke regels ‘Alles van waarde is weerloos’.

‘De oude zeeman’ van Slauerhoff vindt zichzelf ‘Een oude man en toch ook hulploos kind’ en dat geeft Hoed en de Rand de gelegenheid om het kind in henzelf weer boven te halen met een al wat ouder liedje van Jelle. Bovendien trekt het duo meer oude liedjes uit de kast, waaronder ‘Tijdgebrek’ van Peter en het door Dominique Engers geschreven ‘Vijfsterrenrestaurant’.