Jelle van der Meulen (1951) is de ene helft van het duo Hoed en de Rand. Hij was van 1979 tot 2016 leraar Nederlands, achtereenvolgens op het Veenlanden College (Mijdrecht), het Jac. P. Thijsse College (Castricum) en het Gymnasium Felisenum (Velsen-Zuid). Op zijn eerste school ontmoette hij leraar natuurkunde Peter van der Steen die de andere helft van Hoed en de Rand werd.
Jelle schrijft liedjes, speciaal om door Hoed en de Rand gezongen te worden. Hij maakte ook muziek bij enkele van zijn eigen gedichten.
Aan het IJsselmeer
(voor Stone)
Een enkele boot met kale mast
een streep erachter
een wolk staat stil en kijkt ernaardit komt niet vaak voor / de wind gaat zo stil liggen
dat tussen mij en de boot
een schoolplein ligt na vierenom de basaltblokken heen
is het lied verstomd
dat net nog mij gezelschap hieldalleen kom je slechts jezelf tegen
maar zelfs dat
valt hier niet mee.
Uit: Woorden in de wind (2000)
Over het gedicht ‘Aan het IJsselmeer’
De dichter zeilt al jaren samen met zijn muziekmaatje een week in de zomer op het IJsselmeer. Toen hij op een gegeven moment in de vroege herfst langs het IJsselmeer reed, klom hij op de dijk. Daar ervoer hij het IJsselmeer op een totaal andere manier dan in de zomer op een schip. Het gevoel van dat moment op de IJsselmeerdijk heeft hij in een gedicht willen vastleggen.
Vrede
Vrede moet misschien
van boven komen
want hier is het nietGenade fluistert
in de halmen, in bloemen
die bewegen in de weiNergens vindt pijn plek
dan in de leegte waar
het mes van het verdriet
onrustig zoekt naar troost
voor het leven van vandaagBlind starend op de liefde
een brug slaan naar de tijd
naar het verlies, met woorden
die bezield zijn
door de vrouwde armen van de vrouw
de borsten van de vrouw
het hart van de vrouwVrede moet misschien
van boven komen
of van jou
Uit: Vogels boven een leeg strand (1994). De oorspronkelijke titel van dit gedicht luidde in deze bundel ‘Onrust’.
Over het gedicht ‘Vrede’ (of eigenlijk ‘Onrust’)
De oorspronkelijke titel van dit gedicht was eigenlijk zo gek nog niet. Het zoeken naar vrede is hetzelfde als het willen bezweren van onrust. En ook dat zoeken gaat onrustig, aarzelend. Aanvankelijk zoekt de dichter het dan ook ver, het moet misschien van boven komen. Maar daarna wordt de zoektocht naar vrede aardser, om die uiteindelijk – misschien – te vinden bij ‘het hart van de vrouw’.